Surfen we ons dom?

♠ Posted by Unknown in at 13:19

Iedere nieuwe techniek heeft zijn voor- en nadelen of beter iedere techniek heeft voor- en tegenstanders. Of het nu gaat om elektriciteit, kunstlicht, telefoon, radio, tv of het internet er zijn altijd mensen die hun vraagtekens zetten vooruitgang of technische ontwikkeling. In mijn ogen is dat maar goed ook. Het is niet zo dat ik zelf overal vraagtekens bij zet, maar de critici vervullen een soort  ‘bescherming’ of controle mechaniek. Soms hebben ze gelijk, soms niet en in veel gevallen ebt de kritiek na een tijdje weg. Maar er is dan vaak wel grondig naar gekeken en onderzoek gedaan.

Sommige vragen worden nooit beantwoord, maar dat is niet zo belangrijk. De controle en het bekijken hoe iets van invloed is, is vaak al genoeg. Bijna ieder argument voor heeft een argument tegen. Wat de ene wetenschapper aanhaalt als gevaar wordt door een ander weerlegd, maar toch maakt het mensen alert. Het is in onze tijd van snelle technologische vooruitgang bijna onmogelijk om de risico’s in beeld te brengen. Bij hoogspanningskabels wordt bijvoorbeeld  al jaren gesproken over gevaren door straling en dat argument hoor je ook over telefoonzendmasten. Straling uit beeldschermen, kankerverwekkende mobieltjes etc. etc. er komt haast geen einde aan. Wat techniek met ons doet is bijna niet te beantwoorden en waarschijnlijk per persoon verschillend. Een aspect wil ik naar voren schuiven, omdat ik er door ben gefascineerd. De stelling dat we ons dom aan het surfen zijn.

Een tijd geleden heb ik mijn hersens laten onderzoeken. Je weet wel in zo’n MRI-scanner. Ik had het idee dat ik steeds minder kon onthouden en dat hinderde me enorm. Ik leef op mijn geheugen en als daar iets mee is dan merk ik dat, of beter ik denk dat ik het merk. Zeker weet ik dat namelijk niet. Op de scans was niets te zien, althans er was niets vreemds te zien. Wat overigens alleen maar wil zeggen dat er geen bloedingen zijn en geen tumoren groeien. Er kan van alles  in de grijze massa aan de hand zijn, wat niet meteen zichtbaar is. De neuroloog kon wel het een en ander verklaren. Hij legde uit dat we keuzes maken. Wat vinden we nog de moeite om te onthouden en wat niet meer. Volgens hem een continu proces en omdat we ouder worden moeten we steeds meer kiezen, alles bewaren gaat simpelweg niet en dus gooien we steeds meer informatie weg. Wat we niet meer gebruiken vergaat op den duur.

Wat de neuroloog me vertelde was maar deels waar. In 2011 had ik soort gelijke klachten, maar kwam bij een andere soort hersenspecialist terecht, een psychiater. Die keek heel anders naar de werking van mijn grijze massa. Hij ging meer in op de werking van het kortetermijngeheugen. Waarvan volgens hem de werking samenhangt met waar het zich meer bezig houdt. In mijn geval was dat met name heel veel piekeren. Daardoor zat het stuk hersens dat dingen kort moet opslaan helemaal vol er kon helemaal niets meer bij. Dat stukje noemde hij het werkgeheugen en heeft wel wat weg van het werkgeheugen van een computer. Mijn werkgeheugen presteerde uitermate slecht, maar mijn langetermijnheugen functioneerde prima. Volgens de psychiater geen enkele reden tot paniek, als de stress zou afnemen zou het werkgeheugen op den duur weer normaal gaan functioneren en daarmee mijn korte termijn geheugen. Ik ben er door mijn eigen ervaringen van overtuigd dat invloeden van buiten invloed hebben op hoe onze hersenen werken. Ik vraag me wel af hoe en wat invloed heeft en is het dan positief of negatief. Een van die invloeden is internet, wat doet dat met mij?

Schrijver en journalist Nicholas Carr schreef er in 2010 een boek over. ‘Het ondiepe, hoe onze hersens omgaan met het internet’, leverde hem een nominatie voor de Pulitzer prijs op. Carr legt uit hoe hij en een aantal van zijn kennissen zich druk maken over dat ze steeds meer moeite hebben met het lezen van boeken. Niet dat ze iets aan hun ogen mankeren of dat ze de tekens niet meer begrijpen, maar ze kunnen de concentratie veel niet opbrengen. Een beetje vreemd is, dat Carr er 224 bladzijden over volschrijft en er dus vanuit gaat dat de lezer dat probleem niet heeft, maar dat terzijde. Heel eerlijk ik heb dat probleem niet, ik lees nog steeds tamelijk veel. Op dit moment zelfs drie boeken door elkaar heen, geen probleem. Maar daar gaat het niet om. Wat Carr heel mooi weet uit te leggen is hoe onze hersenen omgaan met impulsen en veranderingen. Zowel buiten het lichaam als in het lichaam. Hij beschrijft hoe en wat van invloed is geweest op de vorming van het brein. Dat we vroeger veel gebruik maakten van orale overdracht, daarna van schrijven en vanuit daar via boeken naar het internet. Met alle consequenties die dat op onze hersenen heeft en heeft gehad.



We staan er nooit bij stil, maar toch hebben die stappen allemaal invloed gehad. Hoewel we nog lang niet weten hoe ons brein precies werkt is daar de laatste honderd jaar wel heel veel onderzoek naar gedaan en zijn we tot opzienbarende inzichten gekomen. Daarbij staat de plasticiteit van ons brein erg in de belangstelling. Onze hersens passen zich aan. Soms voor langere tijd, soms kort. Ze kunnen leren en herstellen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze zich steeds opnieuw inrichten. Als voorbeeld haalt Carr aan dat als je blind wordt je gehoor bijna automatisch gaat compenseren. Maar veel praktischer en opzienbarender is dat bijvoorbeeld een Londense taxichauffeur een heel ander geheugen heeft, veel groter, dan een iemand die minder van zijn geheugen afhankelijk is. Dit soort individuele aanpassingen zijn er op alle mogelijke gebieden. Waar Carr en andere wetenschappers zich vooral druk over maken is dat we door ons internetsurfgedrag ons diepe concentratievermogen lijken te verliezen. De capaciteit om heel bewust en heel geconcentreerd een boek te lezen. Het internet maakt plukkers en verzamelaars van ons, die kleine stukjes oppikken die we nodig maar heel even nodig hebben. Een lange tekst lezen wordt door het gebruik van online media steeds moeilijker. Het opbouwen van deze concentratiemogelijkheid duurt lang om op te bouwen, maar kan dus wel degelijk vergaan. Tot ongeveer 15 jaar geleden was een geschreven tekst een van onze voornaamste bronnen. Dat gold zelfs op het net. Maar daarna zijn er heel veel andere mogelijkheden gekomen, zoals zoekmachines, apps, hyperlinks, twitter, youtube, mobiele telefoons en ga zo maar door. Het gaat het heel snel en zijn er steeds meer mogelijkheden heel snel en kortstondig bronnen te raadplegen. Volgens Carr leidt dit tot een overload aan informatie en komt deze niet meer in ons langetermijngeheugen terecht. Er wordt op deze manier geen kennis en ervaring opgebouwd in de hersenen. Als andere nadelige gevolgen noemt de schrijver een verlaging van de productiviteit en een afname van de creativiteit. Hijzelf heeft dan ook gekozen om zijn surfgedrag in te perken.

Wat het internet precies met ons doet is mij na het lezen van het boek en het raadplegen van andere bronnen nog niet helemaal duidelijk, maar dat er een invloed is daar twijfel ik geen seconde aan. Daarom blijf ik alert en leg kritiek niet meer zomaar naast me neer.

Bronnen:
The Shallows, what the internet is doing to our brains, Nicholas Carr, 2011 ISBN9781848872271
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Langetermijngeheugen
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Werkgeheugen_(mens)
Gesprekken met psychiater Pieter van Haegenborgh (PEC Eindhoven) en Corné van Lieshout (St. Anna Ziekenhuis Geldrop)

0 reacties:

Een reactie posten